De wereld zal verpieteren!

Het werkwoord verpieteren komt in een aantal Nederlandse dialekten voor in twee met elkaar verwante hoofdbetekenissen:

  1. ‘zijn waarde verliezen’
  2. ‘krachteloos worden, m.n. door te veel te koken of te braden’

In de tweede betekenis komt blijkens Van Dale het woord ook in de kultuurtaal voor, vooral dan in de voltooid-deelwoord-vorm verpieterd, door Van Dale als ‘gemeenzaam’ bn.bw. gekatalogeerd, met als bet. ‘krachteloos geworden, teveel gekookt of gebraden (van vlees); 2.a. uitgeteerd, zwak (een – ventje), b. onooglijk, niets waard schijnend (er – uitzien).

Blijkens het idioticon van Hoeufft – en dat van Schuermans, waar dezelfde gegevens worden overgenomen – kent de ‘verval’-betekenis een veel ruimere toepassing, althans in het Noordbrabants: ‘verflenst/verslenst, verdord, vermagerd’, in aansluiting bij het Nederduits waar verpeterd, verpöterd betekenen: ‘verbleekt, verschoten, vervuild, beschimmeld, wormstekig, oud, verlegen/versleten’).

Daarintegen kent in het werkwoord verpieteren in Haarlemse dialect nog een derde betekenis, namelijk, verfraaien, ontsaaien of pimpen.

(Haarlem, Uitspraak anno 2012; Borst. P.C.)

Dus dat lelijke kastje, een oude klok, de saaie muur van de vergaderzaal,
bel me of mail en ik verpieter hem voor je! hello@pieterborst.com. tot snel!


Winkelwagen
Scroll naar boven